Module 6: Psycho-Educatie

Inhoudsopgave

Deze module bestaat uit deze sessies, die opgebouwd zijn volgens het DIM.

Volg de sessies hier, of download de PDF. 

Sessie 1: Wat is dyslexie?

Het doel van deze sessie is dat het kind weet wat dyslexie inhoudt. De volgende onderwerpen komen aan bod:

  • Definitie van dyslexie
  • Kenmerken van dyslexie
  • Werking van de hersenen
Opbouw
1. Doelen (Wat ga je leren?)

Het doel van deze sessie is dat het kind weet wat dyslexie inhoudt.

  • Definitie van dyslexie

  • Kenmerken van dyslexie

  • Werking van de hersenen

  1. Activeren voorkennis (Wat weet je al?)

De behandelaar vraagt wat het kind al weet over dyslexie. Hierover hebben zij een kort gesprek.

2. Instructie en (in)oefenen (kind en behandelaar)

Bij deze sessie worden de stappen ‘instructie’ en ‘inoefenen’ samen genomen. Op de computer komen verschillende stukken tekst met bijbehorende vragen te staan. De behandelaar leest de tekst voor en stelt de vragen aan het kind. Het antwoord wordt genoteerd in het invulveld in het programma.

Text om samen te lezen:

Definitie en kenmerken van dyslexie

Dyslexie betekent moeite hebben met het lezen en/of spellen van woorden. Het is een Grieks woord. ‘dys’ betekent beperkt/niet goed en ‘lexis’ betekent geschreven woorden. Letterlijk betekent dyslexie: niet goed kunnen lezen.

Vraag voor het kind:

“Waar heb jij moeite mee? Met lezen, met spellen of met allebei?”

Dat lezen bij jou moeilijker gaat, betekent niet dat je dom bent, of je best niet doet. Het betekent ook niet dat jouw school niet goed lesgeeft. Het heeft allemaal te maken met je dyslexie.

Text om samen te lezen:

Dyslexie en de werking van de hersenen

De hersenen van kinderen met dyslexie werken iets anders dan bij kinderen zonder dyslexie. De hersenen van kinderen met dyslexie gaan anders om met taal. Daarom duurt het wat langer voor ze weten hoe ze de letters moeten benoemen of schrijven. Soms raken de letters die ze lezen of schrijven in de war in hun hoofd. Gelukkig weten we wel dat dyslexie er niks mee te maken heeft of iemand slim is of niet. Kinderen met dyslexie zijn dus niet dom!

3. Terugblik op de sessie (Wat heb je vandaag geleerd?)

Aan het eind van de sessie kijken behandelaar en kind terug op wat er gedaan is. De behandelaar laat het kind zo veel mogelijk zelf vertellen wat hij in deze sessie heeft geleerd. De behandelaar controleert of het kind de stof heeft begrepen en of hij thuis zelfstandig aan de slag kan gaan. De behandelaar en het kind reflecteren samen op het doel van de sessie: in hoeverre is het doel behaald?

4. Individuele verwerking (Waar ga je de komende week mee oefenen?)

De behandelaar en het kind zetten samen het huiswerk klaar en spreken af hoe vaak er minimaal geoefend wordt en op welke dagen het kind daar tijd voor heeft. De afspraken worden genoteerd in het programma.

Huiswerk (game)

  • Bekijk (samen met je vader en/of moeder) een van de volgende filmpjes:

Bestand

Klik op het plaatje en vervolgens op het download-icoon in de rechterbovenhoek van het scherm ( Small Image ). Kies vervolgens de optie om het bestand te downloaden.

Sessie 2: Eigen kwaliteiten

Het doel van deze sessie is dat het kind leert over zijn eigen kwaliteiten. De volgende onderwerpen komen aan bod:

  • Bevorderen van een positief zelfbeeld
  • Inzicht in sterke kanten en competenties
1. Terugblik op de sessie en de bijbehorende oefeningen  (Wat heb je geleerd?)

De behandelaar en het kind reflecteren samen op de vorige sessie. De behandelaar laat het kind zo veel mogelijk zelf vertellen wat hij heeft gedaan en geleerd. Kan het kind nog een aantal kenmerken van dyslexie noemen? Weet hij nog hoe het in de hersenen werkt? Ook het huiswerk wordt besproken: zijn er nog vragen over het filmpje?

2. Doelen (Wat ga je leren?)

Het doel van deze sessie is dat het kind leert over zijn eigen kwaliteiten. De volgende onderwerpen komen aan bod:

  • Bevorderen van een positief zelfbeeld

  • Inzicht in sterke kanten en competenties

3. Activeren voorkennis (Wat weet je al?)

De behandelaar vraagt of het kind al iets weet over zijn eigen kwaliteiten. Kan het kind iets opnoemen waar hij heel goed in is?

4. Instructie

De behandelaar legt uit dat het belangrijk is om inzicht te hebben in je kwaliteiten en sterke kanten. Deze kan het kind namelijk gebruiken om beter om te gaan met zijn dyslexie. Het is ook belangrijk om te weten wanneer en hoe je je sterke kanten in kan zetten.

5. Inoefenen door middel van een oefening die de behandelaar klaar zet (kind en behandelaar)

De behandelaar en het kind gaan het kwaliteitenspel spelen (zie bijlage Werkvormen)

 

6. Terugblik op de sessie (Wat heb je vandaag geleerd?)

Aan het eind van de sessie kijken behandelaar en kind terug op wat er gedaan is. De behandelaar laat het kind zo veel mogelijk zelf vertellen wat hij in deze sessie heeft geleerd. Kan het kind nog een aantal sterke kanten van zichzelf noemen? De behandelaar en het kind reflecteren samen op het doel van de sessie: in hoeverre is het doel behaald?

7. Individuele verwerking (Waar ga je de komende week mee oefenen?)

De behandelaar en het kind zetten samen het huiswerk klaar en spreken af hoe vaak er minimaal geoefend wordt en op welke dagen het kind daar tijd voor heeft. De afspraken worden genoteerd in het programma.

Huiswerk

  • Laat je vader of moeder drie kwaliteiten kiezen die hij/zij bij jou vindt passen. In welke situatie zien zij deze kwaliteiten terug? Zijn het dezelfde kwaliteiten als jij zelf hebt gekozen? Schrijf het op.

  • Bedenk vijf dingen waar je goed in bent. Deze vijf kwaliteiten schrijf je bij de ene hand (bij elke vinger een kwaliteit). Bedenk vervolgens vijf eigenschappen waar je nu nog niet zo goed in bent, maar die je graag zou willen leren. Schrijf deze eigenschappen bij de andere hand (bij elke vinger één). Waarom zou je deze kwaliteiten graag willen hebben? Hoe kan je daar komen? Misschien kan je vader of moeder helpen.

Bestand

Klik op het plaatje en vervolgens op het download-icoon in de rechterbovenhoek van het scherm ( Small Image ). Kies vervolgens de optie om het bestand te downloaden.

Sessie 3: Wat vind je lastig aan dyslexie?

Het doel van deze sessie is dat het kind een goed beeld heeft van zijn/haar eigen kunnen rondom dyslexie:

  • Het kind weet wat dyslexie inhoudt
  • Het kind weet welke problemen/moeilijkheden zich voordoen op het gebied van lezen en/of spellen
1. Terugblik op de sessie en de bijbehorende oefeningen (Wat heb je geleerd?)

De behandelaar komt terug op de vorige les psycho-educatie. Hij stelt vragen aan het kind over wat hij de vorige keer geleerd heeft. Welke kwaliteiten passen bij het kind? Hoe zien we die kwaliteiten bij hem/haar terug? De behandelaar en het kind komen ook terug op het huiswerk.

2. Doelen (Wat ga je leren?)

Het doel van deze sessie is dat het kind een goed beeld heeft van zijn/haar eigen kunnen rondom dyslexie:

  • Het kind weet wat dyslexie inhoudt

  • Het kind weet welke problemen/moeilijkheden zich voordoen op het gebied van lezen en/of spellen

3. Activeren voorkennis (Wat weet je al?)

De behandelaar vraagt of het kind al iets kan noemen dat hij lastig vindt aan dyslexie. Zijn er bepaalde dingen die moeilijk gaan door de dyslexie?

4. Instructie en (in)oefenen (kind en behandelaar)

Bij deze sessie worden de stappen ‘instructie’ en ‘inoefenen’ samen genomen. Op de computer komen verschillende stukken tekst met bijbehorende vragen te staan. De behandelaar leest de tekst voor en stelt de vragen aan het kind. Het antwoord wordt genoteerd in het invulveld in het programma.

Text om samen te lezen:

Dyslexie en lezen

Voordat je leert lezen, leer je eerst de letters. De letters leer je in groep 2 en 3. Elke letter heeft zijn eigen teken. Als je ze kent, kun je letters aan elkaar gaan plakken tot woorden. Het ‘hakken en plakken’ van woordjes. Later gaat dat sneller, net zo lang tot je niet meer ‘hakt en plakt’, dan kun je vloeiend lezen.

Als je dyslexie hebt, gaat het leren van letters vaak niet zo snel. Sommige woorden moet je misschien nog steeds spellen of hakken en plakken. Bij sommige woorden lijkt het steeds of je ze voor de eerste keer ziet. Ook al heb je ze al eerder gelezen.

Sommige kinderen draaien ook letters om, bijvoorbeeld de b en de d. Hiervan kun je in de war raken. Soms kost het lezen van de woorden zoveel energie, dat je bijna geen aandacht meer hebt voor het begrijpen van wat je leest.

Vragen voor het kind:
  • “Merk jij dat je moeite hebt met lezen?”

    • Ja / nee

    • Zo ja, waaraan merk je dat?

    • Zo nee, hoe gaat het lezen bij jou?
  • “Welke letters vind jij moeilijk?”

Er zijn ook woorden die erg op elkaar lijken. Als de volgorde van letters anders is, verandert de betekenis van een woord al. Dus je moet bij lezen heel goed opletten, wat er nu eigenlijk staat.

  • “Kijk maar eens naar de volgende woorden: Zie jij het verschil?”

    • Dorp – drop
    • Staart – straat
    • Zei – zie

Als je de kleine verschillen niet goed ziet, dan lees je iets anders als er staat.

Text om samen te lezen:

Dyslexie en spellen

Spellen is de manier waarop je woorden schrijft. Veel kinderen met dyslexie vinden spellen ook lastig. Ze moeten vaak lang nadenken over hoe ze een woord schrijven. Of ze schrijven een woord de ene keer goed en de andere keer fout. Soms vinden ze het ook lastig om te onthouden hoe ze bepaalde letters moeten schrijven.

Vragen voor het kind: 

  • “Vind jij spellen van woorden lastig?”
    • Ja / Nee
    • Zo ja, waaraan merk je dat?
    • Zo nee, hoe gaat het spellen bij jou?

In het Nederlands schrijf je woorden niet altijd zoals je ze ook uitspreekt. Dus klanken en letters zijn niet gelijk. Dat maakt het lastig om woorden goed te schrijven.  Zo kan een ‘e’ klinken als een ‘e’ in ‘weg’, of als een ’ee’ in ‘wegen’ of een ‘u’ in ‘de’.

Er zijn ook talen waarin de klanken en letters wel gelijk zijn. In landen waar deze talen gesproken worden, komt dyslexie minder voor.

  • “Kun je drie woorden bedenken waarbij je de woorden anders schrijft dan dat je ze hoort?”
5. Terugblik op de sessie (Wat heb je vandaag geleerd?)

Aan het eind van de sessie kijken behandelaar en kind terug op wat er gedaan is. De behandelaar laat het kind zo veel mogelijk zelf vertellen wat hij in deze sessie heeft geleerd. Hoe gaat het met lezen en dyslexie? En hoe zit het bij spelling?

6. Individuele verwerking (Waar ga je de komende week mee oefenen?)

De behandelaar en het kind zetten samen het huiswerk klaar en spreken af hoe vaak er minimaal geoefend wordt en op welke dagen het kind daar tijd voor heeft. De afspraken worden genoteerd in het programma.

Huiswerk

  • Schrijf een kort verhaal over “Ik & mijn dyslexie” (5 tot 10 zinnen)

  • Maak een tekening over “Ik & mijn dyslexie”

  • Zoek letters die jij moeilijk vindt (bijvoorbeeld in boeken, tijdschriften, op verpakkingen, thuis, buiten, …)

  • Bedenk een woord waar de letter in voorkomt die jij moeilijk vindt.

Bestanden

Klik op het plaatje en vervolgens op het download-icoon in de rechterbovenhoek van het scherm ( Small Image ). Kies vervolgens de optie om het bestand te downloaden.

Sessie 4: Dyslexie is bij iedereen anders

Het doel van de sessie is dat het kind inzicht krijgt in dyslexie bij anderen

  • Het kind weet dat hij niet de enige is met dyslexie
  • Het kind weet dat dyslexie bij iedereen anders kan zijn
1. Terugblik op de sessie en de bijbehorende oefeningen (Wat heb je geleerd?)

De behandelaar komt terug op de vorige les psycho-educatie. De behandelaar stelt vragen aan het kind over wat hij de vorige keer geleerd heeft. Hoe is het gegaan met het huiswerk? Is het gelukt om een verhaal en een tekening te maken? Welke letters waren moeilijk en welk woord is hiermee gemaakt? Kan het kind (kort) navertellen hoe het lezen en spellen verloopt bij mensen met dyslexie?

2. Doelen (Wat ga je leren?)

Het doel van de sessie is dat het kind inzicht krijgt in dyslexie bij anderen

  • Het kind weet dat hij niet de enige is met dyslexie

  • Het kind weet dat dyslexie bij iedereen anders kan zijn

3. Activeren voorkennis (Wat weet je al?)

De behandelaar vraagt of het kind andere mensen kent die ook dyslexie hebben. Ervaren zij dezelfde moeilijkheden als het kind?

4. Instructie en (in)oefenen (kind en behandelaar)

Bij deze sessie worden de stappen ‘instructie’ en ‘inoefenen’ samen genomen. Op de computer komen verschillende stukken tekst met bijbehorende vragen te staan. De behandelaar leest de tekst voor en stelt de vragen aan het kind. Het antwoord wordt genoteerd in het invulveld in het programma.

Dyslexie is voor iedereen anders

 

Text om samen te lezen:

Problemen bij het lezen

Sommige kinderen met dyslexie lezen langzaam en spellen sommige woorden nog. Deze kinderen noem je spellende lezers. Het kan ook zijn dat kinderen met dyslexie wel snel lezen en dan veel meer fouten maken. Ze gaan dan gokken wat er staat of ze slaan woorden over. Deze kinderen noem je radende lezers. Veel kinderen met dyslexie doen het allebei; langzaam lezen en spellen en raden wat er staat.

Vraag voor het kind: 

  • “Wat voor een lezer ben jij?”

Text om samen te lezen:

Problemen bij het spellen

Veel kinderen met dyslexie hebben moeite met spellen. Het kan zijn dat ze een woord de ene keer goed schrijven en de volgende keer weer fout. Sommige kinderen vergeten wat letters of draaien letters om. Schrijven gaat vaak niet vanzelf. Kinderen moeten vaak nadenken over hoe ze een woord schrijven.

Vraag voor het kind: 

  • “Hoe gaat het spellen bij jou??”

Text om samen te lezen:

Problemen bij het schrijven

Veel kinderen met dyslexie vinden het moeilijk om netjes te schrijven. Sommige kinderen kunnen dit wel, maar schrijven heel langzaam.

Vraag voor het kind: 

  • “Hoe gaat het schrijven bij jou?”

Text om samen te lezen:

Problemen bij het rekenen

Kinderen met dyslexie kunnen goed zijn in rekenen. Toch zijn er ook bij rekenen dingen die lastig zijn voor sommige kinderen met dyslexie. Sommige kinderen draaien de cijfers om (13/31). Of ze vinden het moeilijk om het verschil te zien tussen eenheden, tientallen en honderdtallen (20/200/2000). Ook zijn er veel kinderen die het lastig vinden om de tafels te onthouden en klok te leren kijken.

Vragen voor het kind: 

  • “Hoe gaat het rekenen bij jou?”

Text om samen te lezen:

Problemen met leren
Voor veel kinderen met dyslexie is plannen lastig. Ook kost het automatiseren vaak meer tijd. Automatiseren is het inoefenen van dingen, zoals bijvoorbeeld het leren van topografie en de tafels.

Vragen voor het kind: 

  • “Hoe gaat het leren bij jou?”
5. Terugblik op de sessie (Wat heb je vandaag geleerd?)

Aan het eind van de sessie kijken behandelaar en kind terug op wat er gedaan is. De behandelaar laat het kind zo veel mogelijk zelf vertellen wat hij in deze sessie heeft geleerd. Waar kunnen mensen met dyslexie tegenaanlopen? Wat merkt het kind zelf?

6. Individuele verwerking (Waar ga je de komende week mee oefenen?)

De behandelaar en het kind zetten samen het huiswerk klaar en spreken af hoe vaak er minimaal geoefend wordt en op welke dagen het kind daar tijd voor heeft. De afspraken worden genoteerd in het programma.

Huiswerk

Lees de tekst ‘Dyslexie is bij iedereen anders’ nog een keer door. Beantwoord de volgende quizvragen (waar of niet waar).

  • Als je dyslexie hebt, dan heb je moeite met lezen en spellen. (W)

  • Dyslexie heeft niets te maken met hoe slim je bent. (W)

  • Als je dyslexie hebt, moet je goed je best doen. (W)

  • Als je dyslexie hebt, dan vind je lezen niet leuk. (NW)

  • Als je dyslexie hebt, dan is het fijn als er plaatjes in een boek staan. Dan begrijp je beter waar het verhaal over gaat. (W)

  • Als je dyslexie hebt, dan heb je altijd moeite met het leren van tafels. (NW)

Bestand

Klik op het plaatje en vervolgens op het download-icoon in de rechterbovenhoek van het scherm ( Small Image ). Kies vervolgens de optie om het bestand te downloaden.

Sessie 5: Hoe ga ik om met mijn dyslexie?

Het doel van deze sessie is dat het kind een goed beeld heeft van zijn/haar eigen kunnen rondom dyslexie.

  • Het kind weet hoe het met dyslexie omgaat
  • Het kind weet welke emoties er kunnen meespelen
  • Het kind weet wat helpend kan zijn
1. Terugblik op de sessie en de bijbehorende oefeningen (Wat heb je geleerd?)

De behandelaar komt terug op de vorige les psycho-educatie. De behandelaar stelt vragen aan het kind over wat hij de vorige keer geleerd heeft. Hoe is het gegaan met het huiswerk? Is het gelukt om de quizvragen te beantwoorden? Kan het kind (kort) vertellen hoe het lezen, spellen, rekenen en leren bij hem gaat?

2. Doelen (Wat ga je leren?)

Het doel van deze sessie is dat het kind een goed beeld heeft van zijn/haar eigen kunnen rondom dyslexie.

  • Het kind weet hoe het met dyslexie omgaat

  • Het kind weet welke emoties er kunnen meespelen

  • Het kind weet wat helpend kan zijn

3. Instructie

De behandelaar legt uit dat dyslexie niet overgaat. Hij vertelt ook dat het kind wel kan leren om ermee om te gaan. Soms vinden kinderen met dyslexie het vervelend om bijvoorbeeld voor te lezen of hebben ze het gevoel dat ze dom zijn. We hebben in de vorige sessies al geleerd dat dyslexie niets te maken heeft met hoe slim je bent. Toch kan je je soms naar voelen als het lezen en spellen niet lukt. Het is goed om te weten wanneer je verdrietig of boos wordt, omdat je er dan iets aan kunt doen.

4. Inoefenen (kind en behandelaar)

De behandelaar stelt een aantal vragen aan het kind. Ze noteren samen de antwoorden in het programma. De vragen hoeven niet precies zo gesteld te worden, het gaat erom dat er een zo goed mogelijk beeld verkregen wordt.

  • “Voel jij je weleens onzeker of zenuwachtig door je dyslexie?”
  • “Voel jij je weleens boos of verdrietig omdat je dyslexie hebt?”
  • “Voel jij je weleens rot als je moet voorlezen in de klas of een stukje moet schrijven?”
  • “Vind jij het fijn als je geholpen wordt? Zo ja, bij welke vakken heb jij dat het liefst?”
  • “Krijg je alles af op school?”
  • “Vraag jij om hulp als iets niet lukt?”
  • “Zijn er nog andere dingen die jou op school kunnen helpen?”
5. Terugblik op de sessie (Wat heb je vandaag geleerd?)

Aan het eind van de sessie kijken behandelaar en kind terug op wat er gedaan is. De behandelaar laat het kind zo veel mogelijk zelf vertellen wat hij in deze sessie heeft geleerd. Wanneer word het kind boos of verdrietig? Wat helpt hem daar dan bij?

6. Individuele verwerking (Waar ga je de komende week mee oefenen?)

De behandelaar en het kind zetten samen het huiswerk klaar en spreken af hoe vaak er minimaal geoefend wordt en op welke dagen het kind daar tijd voor heeft. De afspraken worden genoteerd in het programma.

Huiswerk

  • Bedenk een situatie waarin je onzeker, boos en/of verdrietig was door je dyslexie. Verzin iets dat jou kan helpen om hiermee om te gaan. Schrijf dit op.

Bestand

Klik op het plaatje en vervolgens op het download-icoon in de rechterbovenhoek van het scherm ( Small Image ). Kies vervolgens de optie om het bestand te downloaden.

Sessie 6: Dyslexie en familie

Het doel van de sessie is dat het kind leert dat hij niet de enige is met dyslexie en dat dyslexie vaak geen beperkende factor is bij het kiezen van een beroep.

  • Het kind weet dat dyslexie erfelijk is
  • Het kind weet of er meer mensen in de familie dyslexie hebben
  • Het kind weet dat hij niet de enige is met dyslexie
1. Terugblik op de sessie en de bijbehorende oefeningen (Wat heb je geleerd?)

De behandelaar komt terug op de vorige les psycho-educatie. De behandelaar stelt vragen aan het kind over wat hij de vorige keer geleerd heeft. Kan het kind vertellen welke emoties er mee kunnen spelen bij dyslexie? Weet hij ook nog wat kan helpen en hoe hij met de dyslexie om kan gaan? Hoe is het gegaan met het huiswerk?

2. Doelen (Wat ga je leren?)

Het doel van de sessie is dat het kind leert dat hij niet de enige is met dyslexie en dat dyslexie vaak geen beperkende factor is bij het kiezen van een beroep.

  • Het kind weet dat dyslexie erfelijk is

  • Het kind weet of er meer mensen in de familie dyslexie hebben

  • Het kind weet dat hij niet de enige is met dyslexie

3. Activeren voorkennis (Wat weet je al?)

De behandelaar en het kind gaan in gesprek over dyslexie in de familie. Zijn er andere mensen in de familie die ook dyslexie hebben? Misschien vriendjes of vriendinnetjes?

4. Instructie en (in)oefenen (kind en behandelaar)

Bij deze sessie worden de stappen ‘instructie’ en ‘inoefenen’ samen genomen. Op de computer komen verschillende stukken tekst met bijbehorende vragen te staan. De behandelaar leest de tekst voor en stelt de vragen aan het kind. Het antwoord wordt genoteerd in het invulveld in het programma.

Text om samen te lezen:

Met dyslexie word je geboren, alleen merk je dat dan nog niet! Vaak hebben andere mensen in je familie het ook, bijvoorbeeld je vader of moeder, broer(s) of zus(sen), of neefjes en nichtjes. Als één van je ouders dyslectisch is, heb je grotere kans op dyslexie. Dus dyslexie kan erfelijk zijn en daar kun je dus niks aan doen.

Vraag voor het kind: 

  • “Wie ken jij allemaal met dyslexie?”

Aan de hand van de antwoorden gaat de behandelaar met het kind in gesprek.

5. Terugblik op de sessie (Wat heb je vandaag geleerd?)

Aan het eind van de sessie kijken behandelaar en kind terug op wat er gedaan is. De behandelaar laat het kind zo veel mogelijk zelf vertellen wat hij in deze sessie heeft geleerd.

6. Individuele verwerking (Waar ga je de komende week mee oefenen?)

De behandelaar en het kind zetten samen het huiswerk klaar en spreken af hoe vaak er minimaal geoefend wordt en op welke dagen het kind daar tijd voor heeft. De afspraken worden genoteerd in het programma.

Huiswerk

Beantwoord de volgende vragen:

  • Hoe zit het met jouw familie? Zijn er meer mensen in jouw familie met lees- en/of spellingproblemen? Vul het schema in (zie bijlage Werkbladen voor een stamboom).

Vader

ja / nee

Moeder

ja / nee

Broer(s)

ja / nee

Zus(sen)

ja / nee

Broertje(s)

ja / nee

Zusje(s)

ja / nee

Opa(s)

ja / nee

Oma(s)

ja / nee

Oom(s)

ja / nee

Tante(s)

ja / nee

Neef / neven

ja / nee

Nicht / nichten

ja / nee

  • Ken je ook andere kinderen met dyslexie? Bijvoorbeeld in jouw klas, op school, vriendjes/vriendinnetjes, op het sporten?

  • Vraag aan iemand met dyslexie die je kent (als dat mogelijk is) hoe zij geleerd hebben om met hun dyslexie om te gaan.

    • Hoe doen ze dat?

    • Welke tip heeft ze het meest geholpen?

  • Wat kan jij leren van die tip?

Sessie 7: Dyslexie en beroemde mensen

Het doel van de sessie is dat het kind leert dat hij niet de enige is met dyslexie en dat dyslexie vaak geen beperkende factor is bij het kiezen van een beroep.

  • Het kind weet dat hij niet de enige is met dyslexie
  • Het kind weet welke beroemde mensen dyslexie hebben en welke beroepen zij uitvoeren
1. Terugblik op de sessie en de bijbehorende oefeningen (Wat heb je geleerd?)

De behandelaar komt terug op de vorige les psycho-educatie. De behandelaar stelt vragen aan het kind over wat hij de vorige keer geleerd heeft. Hoe is het gegaan met het huiswerk? Zijn er andere mensen in de omgeving van het kind die dyslexie hebben? Welke tip hebben zij gegeven en wat kan het kind van deze tip leren?

2. Doelen (Wat ga je leren?)

Het doel van de sessie is dat het kind leert dat hij niet de enige is met dyslexie en dat dyslexie vaak geen beperkende factor is bij het kiezen van een beroep.

  • Het kind weet dat hij niet de enige is met dyslexie

  • Het kind weet welke beroemde mensen dyslexie hebben en welke beroepen zij uitvoeren

4. Instructie

De behandelaar geeft aan dat er ook heel veel beroemde mensen dyslexie hebben. Als huiswerk gaat het kind op internet zoeken naar (beroemde) mensen met dyslexie. Je zult verbaasd zijn hoeveel je er kunt vinden!

4. Instructie

De behandelaar geeft aan dat er ook heel veel beroemde mensen dyslexie hebben. Als huiswerk gaat het kind op internet zoeken naar (beroemde) mensen met dyslexie. Je zult verbaasd zijn hoeveel je er kunt vinden!

5. Inoefenen (kind en behandelaar)

De behandelaar en het kind zoeken samen alvast op internet naar één beroemd persoon met dyslexie. Het kind gaat hier zelf thuis mee verder.

6. Terugblik op de sessie (Wat heb je vandaag geleerd?)

Aan het eind van de sessie kijken behandelaar en kind terug op wat er gedaan is. De behandelaar laat het kind zo veel mogelijk zelf vertellen wat hij in deze sessie heeft geleerd.

7. Individuele verwerking (Waar ga je de komende week mee oefenen?)

De behandelaar en het kind zetten samen het huiswerk klaar en spreken af hoe vaak er minimaal geoefend wordt en op welke dagen het kind daar tijd voor heeft. De afspraken worden genoteerd in het programma.

Huiswerk

Zoek op internet naar beroemde mensen met dyslexie. Noteer hun naam en beroep.

http://www.dyslexia-at-bay.nl/index.php?option=com_content&view=category&layout=blog&id=25&Itemid=31

Sessie 8: Helpende gedachten

Het doel van de sessie is dat het kind leert om beter met zijn dyslexie om te gaan.

  • Het kind weet dat gedachten en gevoel invloed hebben op het gedrag
  • Het kind krijgt inzicht in niet-helpende (negatieve) en helpende (positieve) gedachten
  • Het kind weet welke helpende gedachten hij in kan zetten
1. Terugblik op de sessie en de bijbehorende oefeningen (Wat heb je geleerd?)

De behandelaar komt terug op de vorige les psycho-educatie. De behandelaar stelt vragen aan het kind over wat hij de vorige keer geleerd heeft. Hoe is het gegaan met het huiswerk? Heeft het kind beroemde mensen met dyslexie gevonden?

2. Doelen (Wat ga je leren?)

Het doel van de sessie is dat het kind leert om beter met zijn dyslexie om te gaan.

  • Het kind weet dat gedachten en gevoel invloed hebben op het gedrag.
  • Het kind krijgt inzicht in niet-helpende (negatieve) en helpende (positieve) gedachten.
  • Het kind weet welke helpende gedachten hij in kan zetten
3. Activeren voorkennis (Wat weet je al?)

De behandelaar gaat met het kind in gesprek over helpende gedachten. Weet het kind wat helpende gedachten zijn? Gebruikt het kind al wel eens helpende gedachten? In welke situatie?

4. Instructie

De behandelaar geeft uitleg over de invloed van gedachten en gevoel op gedrag. De hele dag door, praten we in onszelf, in ons hoofd, over de dingen die we doen of gaan doen. De dingen die we denken kunnen fijn zijn (positief) of niet fijn (negatief). Fijne gedachten kunnen ons helpen om ons prettig te voelen. Het zijn ‘helpende gedachten’. Niet fijne gedachten zorgen er voor dat we verdrietig of bezorgd zijn. Het zijn ‘niet-helpende gedachten’. De gedachten hebben invloed op ons gevoel. Het kan ook invloed hebben op hoe we ons gedragen.

5. Inoefenen (kind en behandelaar)

Zie bijlage Werkbladen De behandelaar gaat met het kind in gesprek. Heeft het kind een helpende gedachte opgeschreven in één van de wolkjes? Zien we ook een niet-helpende gedachte? Heeft de gedachte invloed op het gevoel en op het gedrag? Op welke manier?

De behandelaar en het kind gaan ook in gesprek over het inzetten van helpende gedachten. Bespreek samen een situatie waarin het kind een niet-helpende gedachte had. Welke helpende gedachte zou hij kunnen bedenken? Als hij die gedachte had, hoe zou hij zich dan voelen? En wat zou hij dan doen? Leg uit dat dezelfde situatie een heel ander gevoel en gedrag op kan roepen afhankelijk van de gedachte. Bespreek eventueel meerdere situaties als het kind hier moeite mee heeft. Bedenk samen meerdere helpende gedachten en geef eventueel voorbeelden als het kind er zelf niet uitkomt.

Voorbeelden helpende gedachten

  •  Ik vind lezen moeilijk, maar ik ben wel heel goed in rekenen/tekenen/voetballen/spelletjes/… (specifiek maken afhankelijk van het kind)
  • Ik doe mijn best
  • Iedereen maakt weleens fouten, dat is helemaal niet erg
  • Ik zet gewoon door Pag. 12 / 12 Handleiding Asgaard Saga (V1 20190813)
  • Ik mag om hulp vragen, dat is niet erg
  • Ik ga het gewoon proberen
  • Het gaat steeds beter
  • Het gaat me lukken
  • Ik heb vertrouwen in mijzelf
  • Ik hoef iets niet meteen te kunnen
  • Ik ben niet meer en niet minder dan een ander
6. Terugblik op de sessie (Wat heb je vandaag geleerd?)

Aan het eind van de sessie kijken behandelaar en kind terug op wat er gedaan is. De behandelaar laat het kind zo veel mogelijk zelf vertellen wat hij in deze sessie heeft geleerd.

7. Individuele verwerking (Waar ga je de komende week mee oefenen?)

De behandelaar en het kind zetten samen het huiswerk klaar en spreken af hoe vaak er minimaal geoefend wordt en op welke dagen het kind daar tijd voor heeft. De afspraken worden genoteerd in het programma.

Huiswerk

  • Bedenk een situatie waarin je een niet-helpende gedachte had. Verzin een helpende gedachte die jou zou kunnen helpen. Verandert er iets aan je gevoel en gedrag? Wat verandert er? 
  • Schrijf zoveel mogelijk helpende gedachten op. Zo kun je er altijd nog even naar kijken als je je vervelend voelt.
Bestanden

Klik op het plaatje en vervolgens op het download-icoon in de rechterbovenhoek van het scherm ( Small Image ). Kies vervolgens de optie om het bestand te downloaden.

Psycho-Educatie Bestanden

Downloaden

Klik op het plaatje en vervolgens op het download-icoon in de rechterbovenhoek van het scherm ( Small Image ). Kies vervolgens de optie om het bestand te downloaden.

Sessie 1
Sessie 2
Sessie 3
Sessie 3
Sessie 4
Sessie 5
Sessie 5
Sessie 8.1
Sessie 8.2
Schaal